Hollandsche Hoogte: vijftig jaar foto’s maken
Veel toepasselijker gevestigd dan hier kan de werkkamer van Taco Anema (Bloemendaal, 1950) niet zijn. De gracht - tot het einde van de zestiende eeuw de buitenste stadsgracht van oud-Amsterdam - dankt haar naam aan de schutterij (kloveniers) die hier met primitieve musketgeweren (klovers) oefeningen hield. Zat de exercitie erop, begaven de kloveniers zich naar de Kloveniersdoelen op de hoek van de Kloveniersburgwal en de Amstel. Aan de muren van deze herberg – tegenwoordig biedt het gebouw onderdak aan vijfsterrenhotel NH Collection Doelen – de (groeps)portretten van kloveniers. In de feestzaal het kroonjuweel: het groepsportret van de schutterscompagnie onder commando van Frans Banning Cocq, beter bekend als De Nachtwacht. Toepasselijk? Laat Anema nu net de specialist in maken van het groepsportret zijn. Aan die verdiende status gingen een paar kritische momenten vooraf.
Aanloop
Naar het begin, begin jaren zeventig. Taco Anema is 24 jaar als hij afstudeert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (studie sociologie), in Amsterdam woont en een wetenschappelijke carriere meent te moeten nastreven. ‘Waarom eigenlijk?’, herhaalt hij, zittend in zijn kantoor aan de Kloveniersburgwal, de prangende vraag die hij zichzelf destijds voor het eerst stelde. ‘’Het’’ bleek niet te zijn wat hij eigenlijk wilde. ‘Leiden was in last’, blikt de nestor terug. In die dagen van twijfel is hij een huis-, tuin- en keukenfotograaf. Bezit een camera (Nikon Nikkormat met 50-mm lens), vindt fotograferen ‘hartstikke leuk’ en maakt foto’s van zijn vrienden, vriendin en de hond, maar overweegt nooit serieus fotograaf te worden. Er volgt een periode van twaalf ambachten, dertien ongelukken, totdat de foto’s van gigant Ed van der Elsken in diens boek Street Life Anema doen besluiten voor de fotografie te kiezen. Niet in de laatste plaats omdat Van der Elsken (en met hem een handvol collega-fotografen) zich bedient van een documentaire stijl. Met als achtergrond een studie sociologie heeft Anema een bijzondere belangstelling voor maatschappelijke processen - en juist die zag hij geillustreerd door Van der Elsken cum suis. ‘Het ging niet over mode of reclame, maar over de maatschappij. Wat ik er goed aan vond, was dat journalisten over een onderwerp schreven, waarbij fotografen dan op zoek gingen naar een extra, visuele mededeling. Linkse media waren daar heel bedreven in.” Geven genoemde producties Anema de duw in de rug, ze drukken ook zwaar op hem. “Het bracht me tot het inzicht dat ik het uitzonderlijke niveau van Van der Elsken nooit zou bereiken. Ik heb het gewild en geprobeerd, maar had het talent niet. Dat ik dat niveau nooit zou halen, wist ik natuurlijk nog niet, daar moest ik nog achterkomen.’
Carrièrestart
In 1980 vertrekt Taco Anema op eigen initiatief naar Warschau, Polen, waar vakbond Solidarność onder leiding van havenarbeider Lech Walesa in verzet komt tegen het communistische regime. Anema is daar niet om de fotograaf uithangen, maar is gefascineerd door de ontwikkelingen die hij tijdens eerdere bezoeken zag opborrelen. Die camera, die heeft hij alleen maar bij zich om deuren te openen. En om zich erachter te verschuilen, letterlijk en figuurlijk. Eenmaal in Polen doet de Nederlander een schokkende ontdekking. ‘Je kunt je dat niet meer voorstellen, maar er was geen internationale pers. Ik was de enige die met een camera rondliep. De foto’s die ik schoot, kregen zo een uniek karakter.’ Anema verblijft zo’n tien dagen in Polen en ontwikkelt de foto’s in Nederland om ze - en ook dit is niet meer voor te stellen - pas dagen daarna aan de man te brengen. De foto’s van de stakingen, betogingen en rellen die voorafgingen aan de door generaal Jaruzelski afgekondigde staat van beleg in december 1981 verschijnen in de Volkskrant, de Groene Amsterdammer en Trouw, de reacties erop zijn lovend. ‘Ik was gewoon barkeeper. ’s Nachts bier tappen en overdag op pad met de camera.’
Doorbraak
Wat Anema in die rumoerige tijd ook is, is kraker. Overal in Amsterdam staan huizen leeg, duizenden. De buurtjes om in te wonen, liggen voor het uitkiezen. Zijn de krakers om hem heen kritische studenten die de mening zijn toegedaan dat de maatschappij maakbaar is, voor Anema heeft kraken eerder praktische dan idealistische motieven. Hij heeft geen geld en geen huis. Toch weet hij binnen de krakersbeweging een vertrouwenspositie in te nemen, een gegeven dat hij gecalculeerd naar de media toe uitbuit. ‘Ik zat op de alarmlijn. Als er ergens een pand ontruimd werd, alarmeerde ik vijf mensen die ieder ook weer vijf mensen belden. Meestal was ik als een van de eersten ter plekke. Ontruimingsacties gingen er steeds harder aan toe, van beide kanten. Ik stond erbovenop en maakte foto’s.’ Je zou kunnen zeggen dat Anema gedurende deze tijd ‘’sociale fotografie’’ bedrijft. Hij neemt een politiek standpunt in – solidair met de zwakkeren in de samenleving, antiautoritair, pacifistisch - en fotografeert in dienst van deze boodschap met als doel een discussie op gang te brengen. Ofwel, fotografie als actiemiddel. Dan krijgt Anema uit het niets een telefoontje van de Volkskrant met de vraag of hij een opdracht wil doen. Anema is in de wolken, totdat hij begrijpt dat het gaat om een portret van Andre Batenburg, de scheidende president van Algemene Bank Nederland (ABN). ‘Ik was doodsbang. En verbaasd. Zo’n hoge pief, waarom ik? Ik had haar tot op mijn schouders, was ongeschoren.’ Maar Anema aarzelt niet en gaat. Eenmaal in het hoofdkantoor van ABN, waar nu Stadsarchief Amsterdam huist, heet ‘’iemand in een rokkostuum’’ hem welkom en vraagt of hij misschien zijn handen wil wassen voordat er kennis wordt gemaakt met de president. Omdat hij het even interessant als een eer vindt, laat Anema de schoffering passeren, wast zijn handen en laat zich naar de werkruimte van mijnheer Batenburg leiden. Hij herinnert zich een vriendelijke man, zittend achter een bureau in een duister, donkerbruin kantoor, wachtend. ‘Bloednerveus, geen idee hoe ik het moest aanpakken. Na een paar foto’s bluf ik dat ik het wel heb, waarop Batenburg vraagt: ‘Weet u het zeker?’ We zijn toen op zijn voorstel door het pand gaan lopen om in een immense vergaderruimte te belanden waar op dat moment de zon door hoge ramen naar binnenvalt. Een ju-weel van een locatie! En naast mij een man die mij verzekert dat ik mijn tijd moet nemen. De beste man gaf me een levensles die ik niet alleen als fotograaf bij me draag: neem je tijd, doe op een dag liever twee, drie dingen goed dan twintig slecht.’ Waargebeurd: Anema dwingt af dat zijn naam onder de foto komt te staan. ‘Aan creditvermelding deed de Volkskrant niet. Ik was de eerste fotograaf die daar expliciet om vroeg. De foto kreeg ook nog eens een halve pagina, en mijn naam stond eronder. Een primeur.’ Op de vraag waarom hij de opdracht kreeg, schudt Anema schouderophalend met zijn hoofd. Hij weet het niet. Mogelijk door zijn krakersfoto’s of die uit Polen ‘Voor de Groene Amsterdammer maakte ik al wel af en toe een portret – en dat ik zo bij de Volkskrant terechtkwam? Ik was helemaal geen gearriveerde portretfotograaf ofzo. Mazzel en toeval.
Ontwikkeling
Taco Anema herinnert zich de periode die zich daarop ontvouwt als een periode van ons kent ons. Hij beweegt zich in een groep van ongeveer 25 fotografen – onder wie ook Hans van de Boogaard, Eduard de Kam, Hans Aarsman, Theo Baart, Harry Meijer, Han Singels, Lex van der Slot, Hannes Wallrafen – en is werkzaam voor Stichting Plaatwerk (een samenwerkingsverband van fotografen, journalisten en vormgevers die de sociale, geengageerde fotografie willen verspreiden) en het in 1985 opgerichte fotopersbureau Hollandse Hoogte. ‘Fotografen met uiteenlopende talenten, kwaliteiten en invalshoeken, die samen fotograferen en fantaseren’, vat hij samen. Met de constatering dat hij van de fotografie kan rondkomen, groeit ook het zelfvertrouwen. Dit gaat me lukken, houdt Anema zichzelf voor. Daarvoor moet nog wel een allesbepalende gebeurtenis plaatsvinden: de opening van een fotoboekenwinkel De Verbeelding in de Utrechtsestraat, bestierd door uitgever Fred Schmidt. Anema kan de betekenis ervan voor de Nederlandse fotografie niet genoeg onderstrepen. ‘Schmidts boekwinkel was een ontmoetingspunt voor fotografen die wilden experimenteren. Hier stuitte ik op de geensceneerde fotografie. Namen als Irving Penn, Richard Avedon, David Bailey, Steven Shore, Robert Mapplethorp en Gary Winogrand vielen. Ik zag andere soorten fotografie dan ik kende. Uit deze winkel haalde ik mijn inspiratie. En ik ontdekte een nieuwe richting voor mezelf: kleur, middenformaat en geensceneerd. Geensceneerd een vies woord? Eigenlijk waren het drie vieze woorden. Maar binnen onze fotografengroep bestond een zekere welwillendheid tegenover het experiment.’ De ‘’American pictures’’ sterken Anema in zijn beslissing om zich volledig op de portretfotografie te storten en afscheid te nemen van de nieuwsfotografie (‘Ik was altijd te laat, stond altijd verkeerd’). De stap leidt in 1986 tot een serie van zestien foto’s van inwoners van Enkhuizen in een studioachtige setting en in kleur (!): van baby’s tot bruidsparen en van vissersweduwen tot voorgangers. Opvallend genoeg kiest Anema bij het maken van de portretten niet voor de traditionele groepsverbanden binnen clubs en verenigingen, maar voor groepen die een dwarsdoorsnede van de samenleving vertegenwoordigen – een thema dat in zijn latere werk vaker terugkeert. ‘Alles georganiseerd, geregisseerd en geensceneerd. Subsidie aangevraagd en gekregen. Kijk ik er nu op terug, vind ik het vrij stomme foto’s. Wat het vertegenwoordigde, was mijn afscheid van de documentaire fotografie pur sang. Ik legde het pad voor mezelf aan waarin ik in geloofde. Als ik in de dagbladfotografie was blijven hangen, was het slecht met me afgelopen.’ Anema’s timing is perfect. In het medialandschap komen overal budgetten vrij voor fotoprojecten. Uiteindelijk vindt niet alleen in een galerie in Enkhuizen een expositie plaats, ook in het gebouw van Hollandse Hoogte wordt een ruimte voor Anema’s beelden ingericht – waarna de serie landelijke bekendheid geniet. Anema constateert dat het afzetgebied voor foto’s zich uitbreidt en fotografie in Nederland tegelijk volwassen wordt als serieus genomen.
Het grote geld
Met het tot wasdom komen van de fotografie in Nederland, omstreeks eind jaren tachtig, komt ook het schip met geld voorbij. Als Anema naar de veertig kruipt, herkent hij de kraker in hem niet meer. Hij gaat zijn eigen weg, neemt afscheid van de Amsterdamse scene en gaat aan de slag voor grafische ontwerpbureaus die jaarverslagen en andere publicaties voor bedrijven als CSM, Essent, Heineken, Philips, NedCar, Randstad en Wolters Kluwer verzorgen. “Dan vloog ik voor een portret van een of andere ontwerper naar Japan. En de volgende zat ik in Brazilie. En weer een volgende in Zuid-Afrika. Ongelooflijke budgetten. Ook ik viel voor het grote geld.” Zijn u-vraagt-ikdraai- aanpak betaalt zich uit. “Ik deed het precies zoals de opdrachtgevers wilden, en dan 110 procent. Dan waren ze harstikke tevreden. En als ze nog een foto nodig hadden, ging bij mij de telefoon.” De financiele voorspoed doet hem besluiten om een rigoureuze scheiding aan te brengen tussen werk in opdracht en eigen werk. Met het een financiert hij het ander, in de foto-opdrachten legt hij zijn vaardigheid, in het eigen werk zijn creativiteit. “Zo kon ik eigen projecten zeg voor de helft opzetten, om er pas dan subsidie voor aan te vragen. Voordeel is dat er een concept of idee ligt, waarvan de grenzen al waren opgezocht. Dat werkte, voor alle partijen.” Hij vaart er wel bij; hij realiseert bijzondere series (groeps)portretten en stillevens, en is niet zelden het middelpunt van exposities en tentoonstellingen.
Op zijn plek
In de jaren negentig ziet Taco Anema zijn vaardigheden samenballen. Hij zegt daarover: ‘Mijn belangstelling voor maatschappelijke onderwerpen, gecombineerd met het vermogen om daar kritisch over na te denken en weten hoe deze gedachten te vertalen naar beelden. Ik creeerde de omstandigheden waarbinnen ik mijn talent kon gebruiken en mijn creativiteit ten volle kon ontplooien.’ Als Anema het vele reizen naar buitenlandse oorden ‘’moe’’ is, zowel voor opdrachtgevers als voor zijn eigen werk - met als hoogtepunten de projecten World of Energy (over de wereldwijde relatie tussen mens en energie) en Tales of Water (over hoe kinderen in zestien verschillende landen op vijf continenten in hun dagelijks leven omgaan met water) - , richt hij zijn lens op Nederland. Het resulteert na de millenniumwisseling in een van zijn grootste fotoprojecten tot nu toe: het portretteren van honderd Nederlandse gezinnen in verschillende samenlevingsvormen door het hele land verspreid. De gezinnen zijn thuis geportretteerd in de ruimte waar iedereen bij elkaar komt, meestal in de keuken, zit- of eetkamer, bij beschikbare (dag)licht. Begin 2009 verschijnen de foto’s in Honderd Hollandse Huishoudens 2002-2009, dat wordt bekroond als een van de dertig best verzorgde boeken van 2009. Een selectie daaruit wordt hetzelfde jaar in Huis Marseille, in Amsterdam, geexposeerd. Als die tentoonstelling iets duidelijk heeft gemaakt, dan dat Anema een meester is in het vastleggen van mensen in hun onderlinge relaties en alledaagse situaties, waarbij hij een scherp oog toont voor het terloopse. Honderd Hollandse Huishouden, verklapt Anema, is het eerste deel van een drieluik over de Nederlandse identiteit. Het tweede luik heet Het Overleg en toont groepsportretten van uiteenlopende Nederlandse besturen. Het derde, afsluitende luik is een work in progress, waarover Anema niet meer wil loslaten dan dat de werktitel luistert naar de titel Een Nederlandse Moraal. ‘Daar ben ik twee jaar geleden mee begonnen, en ook al twee keer mee gestopt. Te ingewikkeld. Maar het gaat er komen.’ Kijkt Anema terug op zijn bijna vijftigjarige carriere, dan stelt hij vast dat de fotografie ‘sinds zijn tijd’ ontzettend ontwikkeld is. ‘Veel rijker is de manier van verhalen vertellen, veel groter het aantal uitdrukkingsmogelijkheden. Enerzijds komt dat door de grote fantasie bij de makers, anderzijds door de ruime acceptatiegrens bij de ontvangers. Het publiek is getraind, een logische gevolg van de enorme ontwikkeling van beeldtaal.’ En over dat talent, dat Van der Elsken wel zou hebben en hij niet: ‘Er zullen altijd fotografen beter zijn dan ik. Maar gelukkig zijn er ook altijd fotografen die minder goed zijn.'
Het boek Anema overleg is gemaakt door Taco Anema.
Dit artikel werd voor het eerst geplaatst in DIGIFOTO Pro 1.2018. Bestel deze en andere edities gemakkelijk in onze webshop.