Het verhaal van een eeuw Nikon

100 jaar Nikon: een spannend verhaal

Redactie DIGIFO... 5283 0
In de fotografie zijn er maar een paar merken die de geschiedenis bepaald hebben. Zonder deze merken zou de wereld er heel anders hebben uitgezien. Het verhaal van van Nikon is veruit het spannendst, want dat valt samen met de geschiedenis van de eeuw én met die van de fotografie.

Nikon begon op 25 juli 1917 als Nippon Kogaku Kogyo Kabushikigaisha (letterlijk: Japanse optische industrieën onderneming B.V.). Nippon Kogaku KK werd in het Japans kort uitgesproken als Niko(n). Het was een soort vliegende start, want Nikon begon door een samenvoeging van de optische afdeling van de metaalfabriek Tokyo Keiki en de Iwaki glasfabriek. In december werd daar nog Fujii Lens Seizo Sho aan toegevoegd.

Japan was aan het begin van de twintigste eeuw een militaire grootmacht geworden en had expansionistische ambities. Het had de oorlog tegen Rusland in 1906 gewonnen dankzij Engelse schepen en Duitse optische instrumenten. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak en de aanvoer van Duitse instrumenten stopte, besloot de Japanse regering dat er een nationale optische industrie van hoog niveau moest komen. Een van de twee gebroeders Fujii (het derde bedrijf waaruit Nikon ontstond) had drie jaar in Duitsland optisch ontwerp en productie gestudeerd bij het hoofd research van Zeiss, Prof. Ernst Abbe. (De naam Fujii is overigens niet gerelateerd aan Fujifilm, dat pas in 1934 werd opgericht.) Fujii bezocht Duitsland in 1918, voerde gesprekken met Zeiss en hun glasproducent Schott en kocht later ook enkele Zeiss-instrumenten voor de optische productie.NikonLees ook: Mustsee: Een interview de man die Nikon naar het Westen bracht

Acht

Hij nodigde in 1919 ook een achttal Duitse ingenieurs en wetenschappers uit om vijf jaar lang hun kennis van de Duitse ontwerp- en productiemethoden over te dragen. In dat jaar was de industriële productie in Duitsland even groot als die van 1888, dus het is niet zo verwonderlijk dat de Duitsers deze stap namen. Twee waren afkomstig van Goerz. Twee beroemde Goerz-objectieven waren de “Dagor” (“Doppel-Anastigmat Goerz”) en de extreme supergroothoek Hypergon. Goerz had ook zijn eigen glasproductie die Schott naar de troon stak. Meerdere bronnen beweren dat het echter grotendeels Zeiss-employees betrof.

Het Duitse team verbeterde verrekijkers (waarvan er in 1918 15.000 werden verkocht!) en ontwierp spiegeltelescopen. Het hielp ook bij de ontwikkeling van een serie objectieven van het Tessar-type en Acht, die twee jaar langer bleef, bij het ontwerp van enkele triplets. De dag nadat Acht op de stoomboot naar Duitsland was gestapt, vertrok de belangruijkste ontwerper bij Nikon, Kakuno Sunayama. Hij reisde per trein, onder meer via de Transsiberië Express, als onderdeel van een marine-missie. Hij bezocht Leitz en diverse andere optische bedrijven in Duitsland, Frankrijk, Engeland en in Nederland. Na zijn terugkeer werd hij hoofd van de commerciële lensontwerpafdeling bij Nikon. Uit een notitieboekje van Sunayma blijkt dat deze de ontwerpen van Acht verbeterde. In 1929 ontwierp hij een 500mm f/4.8 triplet voor luchtfotografie en een 120mm Tessar type, de Anytar, voor middenformaat platencamera’s.

Aero-Nikkor

In 1932 kreeg Nippon Kogaku KK het patent op de naam Nikkor en Aero-Nikkor. Datzelfde jaar werden de 500mm f/4.8 en de Aero-Nikkor 700mm f/5.0 gelanceerd, beide triplets, en daarna de Aero-NIKKOR 180mm f/4.5 (1933), de 75mm f/3.5 (1937), en de 10mm f/5.6 (1939). De Aero-Nikkors waren bedoeld om verkenningsopnamen te maken van verschillende hoogtes met films van 23cm breed. Toen Canon in 1936 zijn eerste meetzoekercamera op de markt wilde brengen, zochten ze hulp bij Nikon. Nikon ontwierp het scherpstelmechanisme en zorgde voor de objectieven. Canon zou vanaf het begin tot 1948 – het jaar waarin de Nikon I verscheen – zijn camera’s met Nikon-objectieven uitrusten maar daarna had Nikon het optisch glas nodig voor de eigen productie. Ook de om de levering voort te zettenen volgens sommigen nog jaren daarna.

Naarmate de Tweede Wereldoorlog naderde werd het accent echter meer en meer op militaire optische producten gelegd zoals visiers, telescopen, verrekijkers en uiteraard Aero-Nikkors. Zo werd een uniek verrekijker geproduceerd met een afstandsschaal geëtst op de binnenkant van een lens, die weer met een aparte kleine lens binnen het oculair zichtbaar gemaakt werd. Deze verrekijker annex afstandsmeter werd door Nikon tegen een extreem lage prijs geproduceerd voor vrijwel alle Japanse officieren. De Amerikanen maakten later een aantal van deze verrekijkers buit en zijn ze meteen gaan kopiëren.

De tweede wereldoorlog was voor Nikon – meer dan voor andere Japanse bedrijven als Konica, Canon en Minolta - een tijd van grote expansie. Nikon werd verkozen tot belangrijkste leverancier van optische producten voor het Japanse leger. Het bedrijf werd bijna veertien keer zo groot en daarmee nam ook de kennis van de ontwikkeling van objectieven toe. Zo verbeterde men de coating in het kader van de productie van telescopen. Men had echter nog steeds behoefte aan speciaal optisch glas, dus werd tijdens de oorlog optisch glas van Schott door Duitse onderzeeërs naar Japan vervoerd, in totaal zo’n 100.000 kg. Transport via onderzeeërs was geen overbodige luxe, want de Amerikaanse onderzeeboten brachten alleen in 1944 al zo’n 1.200 Japanse goederenschepen tot zinken. In 1945 durfde Japan nauwelijks goederenschepen meer te gebruiken.NikonLees ook: 100 jaar Nikon - van 1917 tot nu

Na de oorlog

Na de oorlog kromp Nikon ineen tot 900 medewerkers in twee fabrieken. Het leger bestond niet meer en de binnenlandse markt al evenmin. De Amerikanen vreesden echter dat Japan communistisch zou worden en maakten een plan om de Japanse economie er snel bovenop te helpen. Het hoofdkwartier van de geallieerde bezettingsmachten van Japan, onder aanvoering van generaal MacArthur, gaf Nikon de opdracht om fotocamera’s te gaan fabriceren. Het eerste prototype was een tweeogige spiegelreflexcamera waarvan er zelfs enkele verkocht zijn. Naar de mening van Nikon was de precisie van de centraalsluiter echter niet hoog genoeg. Terecht, want tot ver in de jaren negentig haalden centraalsluiters in Duitse en Zweedse camera’s en objectieven niet meer dan 1/350s in plaats van de aangegeven 1/500s. Het objectief zou Nikon later verkopen aan de firma Aires.

De Nikon 1, de eerste Nikon-camera die echt in productie ging, was een camera die de sterke punten van de Leica en de Contax in zich verenigde, gecombineerd met eigen details. Nikon moest met zijn allereerste camera opboksen tegen de gevestigde camerafabrikanten Canon en Minolta en hield een achterdeurtje open door de objectieven inwendig compatibel met Canon en Leica te laten zijn. Die objectieven zouden ook aan de basis van Nikon’s succesverhaal staan. Nikon zou die serie objectieven er in nog geen vier jaar uitstampen. Allereerst de al voor Canon ontwikkelde 50mm f/3.5 (1945), daarna de 50mm f/2 (1946), de 135mm f/4 (1947), de 85mm f/2 (1948), de 35mm f/3.5 (ook 1948), en de 50mm f/1.5 (1949). Deze werden waarschijnlijk allemaal door Saburo Murakami ontworpen, wat menselijk gesproken onmogelijk was. Het werk werd deels vereenvoudigd doordat de Amerikanen de Zeiss-patenten tot oorlogsbuit verklaard hadden. Belangrijker nog was de hulp van grote aantallen zogenaamde ‘wiskundemeisjes’: vrouwelijke medewerkers gewapend met goniotabellen en rekenlinealen. Die zorgden weliswaar voor enige libidineuze onrust bij mannelijke collega’s, maar ze functioneerden bijna net zo goed als de een decennium later ingevoerd computers.

Nikon F

De Duitsers hadden aanvankelijk volstrekt niet in de gaten welke tsunami er op hen afkwam. Ze realiseerden zich niet dat ze een achterstand aan het oplopen waren die ze niet meer in zouden halen – zeker niet in economisch opzicht. In 1955 werden er al meer Nikon- dan Contax-meetzoekercamera’s verkocht. Het zou niet lang duren voordat ook Leica onttroond zou worden. Toen de Leica M3 in 1954 werd geïntroduceerd, was dat een zeer indrukwekkende camera. Canon geeft zelfs op hun eigen website toe dat het (net als de meeste andere Japanse merken) de concurrentie daarmee niet aankon en besloot over te gaan op de ontwikkeling van een reflexcamera. Nikon bleek van geheel ander hout gesneden: het zag de kans Leica te overtreffen.

De Nikon SP uit 1958 wordt dan ook vaak gezien als de beste meetzoekercamera ooit gemaakt. Hij had kaders voor niet minder dan zes verschillende brandpuntsafstanden: van 28mm tot en met 135mm (de Leica M3 slechts voor drie). De kaders bij de SP waren ook kleurgecodeerd en bovendien was er een verlichting van de kaders mogelijk. Het duurde 23 jaar voordat Leica de zes kaders in de zoekers wist onder te brengen. De titanium sluiter van de SP was veel robuuster, en kon niet verbranden wanneer je de camera buiten op tafel legde (brandglaseffect).  Die sluiter heeft Leica tot op heden niet. De synchronisatiesnelheid was hoger, het was de eerste camera met een - werkende – motordrive, het grootste aantal objectieven tot wel 1000mm en een echte macrolens en je hoefde de trapsporthendel maar één keer te bewegen en de aansluiting voor de flitskabel stak niet in je oog zoals bij de Leica. De opvolger van de SP, de SPX, had zelfs al ttl-meting, ook iets waar Leica-gebruikers nog decennia op zouden wachten. Ook had de SPX een zoom-zoeker, en zoiets zal Leica wel nooit meer ontwerpen. (De opvolger van de SP is alleen dankzij het succes van de Nikon F niet meer in productie gegaan.)

Hoe goed de Nikon SP ook was, de echte Leica-killer was de Nikon F, ook al had Nikon zelf dat niet verwacht. (Nikon dacht in die tijd dat de populariteit van reflexcamera’s van voorbijgaande aard zou zijn, maar had gelukkig wel alle ruimte aan de F gegeven.) Als reflexcamera stelde de F veel beter en sneller scherp. Voor de zoekerweergave bij verschillende objectieven is een reflexcamera natuurlijk helemaal superieur aan een meetzoekercamera. De Nikon F was met zijn zoekerbeeld dat voor 100% overeenkwam met het beeld op de film zelfs een slag in het gezicht van Leica. Die 100% die geen enkele fabrikant van een reflexcamera daarvoor kunnen bereiken was alleen mogelijk door een enorme precisie bij de fabricage en eindcontrole. De traditie van het 100%-zoekerbeeld bij de topmodellen heeft Nikon doorgezet tot heden.

Voor de Nikon F werd ook een speciale aansluiting voor de objectieven ontwikkeld, de Nikon F-bajonet. Deze was zijn tijd zo ver vooruit dat hij ook nu nog gebruikt wordt. In de foto-industrie is dat een unicum. Canon bijvoorbeeld, dat ook in 1959 een bajonet introduceerde, kwam al na vijf jaar met een andere en in 1987 voor de tweede keer. Alle Nikon-objectieven vanaf 1959 zijn nog steeds bruikbaar op de huidige camera’s, zij het dat objectieven van voor 1976 voor sommige camera’s aangepast moeten worden (voor zover dat in de afgelopen jaren niet al gebeurd is).

Het unieke van de Nikon F was, zoals een brochure uit die tijd zei, dat deze camera steeds modern zou blijven. De camera was op alle wezenlijke en ergonomische punten al modern en bestond uit een enorm systeem, onder meer met objectieven van 21 tot 1000mm, meteen al bij de introductie. Je kon ook van alles verwisselen: de zoeker en dus lichtmeting, de motordrive, de filmhouder en de matglazen. De reflexcamera die door Zeiss-Ikon de beste ter wereld genoemd werd, de Contarex, was daarentegen al bij introductie verouderd omdat de lichtmeting hopeloos ouderwets was. De een maand eerder geïntroduceerde Canonflex, met een uiterst onhandige sneltransporthendel onder aan de camera, kwam op de markt met zegge en schrijven twee objectieven met zelfsluitend diafragma en werkelijk geen enkel groothoekobjectief! Die camera bleef dan ook maar vijf maanden in productie, de Nikon F vijftien jaar... Canon zou zich op kantoormachines en goedkope simpele camera’s, zoals de Canonet gaan concentreren. De Nikon F kon je in de loop van zijn bestaan eenvoudig aanpassen van een camera met een losse lichtmeter tot een camera met ingebouwde integraalmeting tot een camera met centrumgerichte lichtmeting bij volle opening. De Nikon F2 die slechts op details verschilde, veranderde weer in een camera met lichtmeting voor objectieven met automatische indexering en met hogere gevoeligheid met silicium-cellen in plaats van met een naald en een Cds-cel. De eenvoudigere modellen waren minder flexibel, maar boden wel dezelfde enorme degelijkheid en uiteraard toegang tot een enorme reeks aan uitstekende objectieven in drie prijsklassen. De Nikkormats waren dan ook geliefd bij fotojournalisten als tweede body. Datzelfde gold voor de later ontwikkelde compacte FM(2) en FE(2) met hun motordrives.Nikon FLees ook: Jubileumproducten van Nikon aangekondigd

Kodachrome

Bijna drie decennia lang stond Nikon synoniem met high end fotografie, er was geen alternatief op kleinbeeldgebied als het om de beste kwaliteit ging. Canon had zich na het debacle met de Canonflex teruggetrokken op het populaire marktsegment. Met de heel aardige F1 deed Canon nog een poging, maar die haalde net als camera’s van de andere fabrikanten als Pentax en Minolta nooit de reputatie van Nikon. De Duitse camera-industrie heeft nooit een goede reflexcamera van betekenis uitgebracht, de Leicaflex was niet alleen schreeuwend duur maar je kon er ook niet mee scherpstellen.

Autofocus

Pas met de komst van autofocus (1985) moest Nikon aan de top van de markt serieuze concurrentie naast zich gaan dulden. Autofocus had een grote aantrekkingskracht op jonge en onervaren fotografen, die zich de techniek van het handmatig scherpstellen nog niet eigen gemaakt hadden. Canon zag nu zijn kans schoon. Het investeerde in een compleet nieuwe lensvatting met een systeem dat gebruikmaakte van in de objectieven ingebouwde autofocusmotoren. De oude Canonobjectieven en camera’s werden in één klap waardeloos. Aanvankelijk raakte Canon de weinige professionele klanten die het merk had, kwijt aan Nikon. Maar het won ook heel wat beginnende professionals erbij.

Nikon daarentegen had te kampen met de wet van de remmende voorsprong. Die uitte zich in de vorm van het conservatisme van de gebruikers én in de vorm van enorme aantallen oudere objectieven die bij professionals in gebruik waren. Overstappen op een nieuwe bajonet zoals Minolta en Canon gedaan hadden, was voor Nikon ondenkbaar. Nikon slaagde er niettemin in de compatibiliteit te behouden en introduceerde vanaf juni 1988 een reeks AF-camera’s en objectieven. De in december geïntroduceerde F4 beek zelfs onverwacht hoge verkoopcijfers te behalen. Toch werden pas in 1992 de belangrijkste lange teleobjectieven van ingebouwde scherpstelmotoren voorzien. Nikon bleef namelijk parallel ook aparte objectieven voor handmatige scherpstelling produceren. Tien jaar na de introductie van AF waren het er nog 45 en zelfs nu zijn er nog zeven objectieven uit het oude programma leverbaar.

Digitaal

In het digitale tijdperk volgen de ontwikkelingen zich na een langzame start razendsnel op. De eerste professioneel succesvolle digitale reflexcamera’s waren door Kodak aangepaste versies van niet-digitale Nikon- en Canon-camera’s. De Nikon D1 veroorzaakte in 1999 echter een kleine revolutie, want die camera was beter dan de Kodak-modellen, en kostte een vijfde! Nikon had indertijd moeite om een producent te vinden voor de (zelf ontworpen) sensor, want niemand geloofde de verkoopcijfers die Nikon - achteraf terecht - voorspelde. Die sensor was een interessant concept: hij was in feite 10,8 megapixel, maar produceerde marktconforme 2,7 megapixel-opnamen. Latere professionele Canons wisten Nikon echter in te halen dankzij de doorontwikkeling van de aanvankelijk als inferieur beschouwde CMOS-technologie én doordat Canon full frame sensoren maakte (al is het mogelijk dat Canon daarop verlies maakte). Met de komst van de D3 (de tweede Nikonreflex  met een CMOS-sensor) slaagde Nikon er in 2007 in een professionele camera te produceren die werkelijk op alle gebieden beter was dan enige concurrerende camera. Zeer indrukwekkend was de ruisvrijheid van de D3 bij hoge ISO-waarden.NikonLees ook: High end mirrorless Nikon-camera op komst

Terug op vertrouwd gebied

Achteraf misschien nog belangrijker, was dat de D3 ook de eerste digitale full frame spiegelreflex van Nikon was. Met de terugkeer naar het beeldformaat van alle camera’s tot de D1, was Nikon weer op vertrouwd gebied. Alle oude objectieven werden ineens weer bruikbaar zoals ze bedoeld waren, wat vooral voor de groothoeken en standaardobjectieven een niet te onderschatten voordeel was. Daardoor kon echter ook de enorme schat aan kennis die bij ontwerpers van objectieven en in de computersystemen aanwezig was, optimaal benut worden. Vanaf dat moment waren de Nikon-camera’s eigenlijk altijd minimaal even goed maar vaak beter dan de concurrentie.

Optisch heeft Nikon sinds de introductie van full frame ook enorme vooruitgang geboekt. Weliswaar zijn fabrikanten als Sigma, Samyang en Tamron beter geworden, maar Nikon nog meer. Al wordt dat feite een beetje versluierd doordat vele test van objectieven om meerdere redenen de kwaliteit van objectieven niet juist weergeven. Zo worden deze vrijwel altijd uitgevoerd op een te korte afstand en wordt er veel te veel belang gehecht aan heel kleine contrastverschillen. Maar zelfs in de meest onbetrouwbare rammelende test kregen dat objectieven als de 105mm f/1.4, de 70-200mm f/2.8E zeer hoge scores.

Dipje

Jammer is dat Nikon vlak voor de verjaardag even een dipje doormaakte. Een aardbeving veroorzaakte productieproblemen bij Sony, dat de sensoren voor een nieuwe (DL-)serie compacte systeemcamera’s zou leveren. Daardoor werd de serie zo vertraagd, dat Nikon de productie daarvan afblazen moest. Ook de marktinvoering van action cams vond door de aardbeving later plaats. Het management maakte bekend dat het wat geld moest reserveren voor deze tegenslagen, wat weer aanleiding was voor veel fake nieuws over Nikon. De aandelenkoersen maakten even een dipje mee, maar ondertussen zijn ze alweer een flink eind boven de koers van daarvoor aangekomen.

Het enige negatieve punt waarop de critici een beetje gelijk hadden, is het ontbreken van een spiegelloze camera in full frame of APS-C. Nikon heeft tot nu toe gewacht met het op grote schaal overgaan op spiegelloos en daar zijn zeer goede technische en economische redenen voor. Het oorspronkelijke voordeel van spiegelloze camera’s (het kleine gewicht en de geringe omvang) is ondertussen ook flink verkleind. Behalve voor een enkel groothoekobjectief, levert de afwezigheid van de spiegel namelijk geen voordeel op voor compactheid van de constructie. Afgezien daarvan kun je met een camera als de D810 of de D750 of D500 kun je de meest fantastische foto’s maken en de kleine Nikon-camera’s als de D3400 zijn nauwelijks groter en zwaarder dan spiegelloze camera’s.

Serieus spiegelloos

Toch mogen we verwachten dat Nikon binnenkort met een serieus spiegelloos systeem met grote sensor komt. Er is een zeer veelbelovend patent dat contrastgebaseerde scherpstelling op de sensor zonder nadeel mogelijk zou moeten maken en de huidige directeur heeft bovendien aangekondigd dat nieuwe spiegelloze modellen binnen afzienbare tijd zullen verschijnen. We mogen heel benieuwd zijn naar de bijzonderheden van zo’n systeem, maar tot nu toe kunnen we daarover alleen maar gissen…

Bokeh en coating

In vele opzichten is Nikon nog steeds het bedrijf dat David Douglas Duncan zo enthousiast maakte. Het is nog steeds een organisatie die meer bepaald wordt door ideeën van technici en professionele fotografen dan door sales en marketing. Dat is meteen ook het grote verschil met Canon en Sony. Nikon kan ook niet anders; het heeft een grote schare aan zeer veeleisende professionele en semiprofessionele gebruikers, die de producten beoordelen op de kwaliteit van de foto’s die je ermee kunt maken, niet op opmerkingen in sociale media of fora. Dat is voor Nikon tegelijkertijd een nadeel en een voordeel. Voor de Nikon-gebruikers is het vrijwel alleen maar een voordeel.

Nikon heeft echter ook herhaaldelijk laten zien dat het zich kritiek aantrekt en van minder sterke punten juist de sterkste punten maakt. Als objectieffabrikant heeft Nikon ook een ontwikkeling doorgemaakt niet te voorzien was. Terwijl de Duitse fabrikanten beweerden (vaak ten onrechte) een beter bokeh te hebben, werden de betere en contrastrijkere Nikon-objectieven door hen afgedaan als ‘te hard’. Voor de 85mm f/1.5 en de 105mm f/2.5 gold dat al vanaf het begin niet, maar de laatste jaren is Nikon dankzij het Optia-systeem erin geslaagd het bokeh tot in de allerfijnste details te bepalen bij het ontwerp, zelfs voor afzonderlijke lens-elementen. Bokeh wordt ook steeds belangrijker; het is iets dat gebruikers steeds beter gaan zien en waaraan ze steeds hogere eisen gaan stellen.

Zo is er een hele reeks aan objectieven ontstaan die qua scherpte al heel goed zijn maar die qua bokeh echt exceptioneel zijn: in feite alle 1.4-objectieven. Het mooiste voorbeeld is wel de 58 mm f/1.4. Terwijl deze in slechte tests vaak neergezet wordt als nauwelijks beter dan de 50mm  f/1.4, is er in de praktijk en in goede tests een wereld van verschil. Met de 58mm f/1.4 kun je al bij 1.4 coma-vrije en scherpe opnamen maken. Alleen de uiterste hoeken hebben bij volle opening wat minder contrast, maar dat is bij de nabewerking te verhelpen. Wat dat aangaat is er een enorm verschil met de 50mm f/1.4 van Nikon. 

Bij de 105mm f/1.4 is Nikon nog een stap verder gegaan; dit objectief is heel scherp op alle afstanden dus komt ook goed uit de minder goede tests maar heeft toch een uitzonderlijk goed bokeh. Iets soortgelijks kun je zeggen van de 28mm f/1.4. Op het gebied van de objectieven zien we dan ook al een nieuwe bloeitijd van Nikon: de 105mm f/1.4 maar ok de 19mm PCE en de 70-200/2.8E en zelfs de  goedkope 10-20mm zijn stuk voor stuk objectieven die eruit springen. De huidige camera’s behoren tot het beste wat de markt te bieden heeft, maar het zou me niets verbazen wannear we nog dit jaar een camera gaan zien die daar nog eens bovenuit springt.

Kortom: Nikon is zichzelf trouw gebleven: het is een merk dat camera’s en objectieven maakt die precies dat doen wat een veeleisende fotograaf zou willen. Dat is misschien niet iets dat gemakkelijk in de markt te communiceren is, maar het is zeker iets waar de gebruiker heel veel plezier van heeft.

De fotografische industrie is veranderd en het is niet meer mogelijk om zoals in 1950 de wereld op zijn kop te zetten. Maar Nikon heeft niets verloren van de geest van toen die neerkwam op een combinatie van concentratie op het ontwikkelen van technische ideeën die voor de hoogste beeldkwaliteit zorgen. Laat andere merken dan maar zich concentreren op marketinghypes, Nikon maakt gewoon nog steeds camera’s en objectieven als uit Paul Simons Kodachrome.Nikon

Kijk voor meer informatie op de website van Nikon.

afbeelding van Redactie DIGIFOTO Pro

RedactieDIGIFOTO Pro | Redactie

Bekijk alle artikelen vanRedactie