Werken volgens een duidelijke richtlijn verbetert het resultaat
Computers, software, beeldschermen of de omstandigheden van de plek waar je zit als je naar het beeldscherm kijkt. Dat zijn allemaal factoren, die verschillen opleveren. Voor leuke amateurkieken is dat niet zo’n probleem, maar wanneer het om professioneel gebruik gaat, waarbij eisen worden gesteld aan de kleurweergave of er zekerheid nodig is over de rechten om de foto te mogen gebruiken, ligt dat anders.
Dan zijn er regels en afspraken nodig, zodat niet alleen de foto zelf wordt verstuurd, maar ook alle informatie die nodig is om in alle opzichten het juiste gebruik te garanderen.
Gelukkig zijn die regels er, sommige zijn zelfs echte ISO-standaards. Maar de officiële documenten zijn niet altijd even eenvoudig te begrijpen. Daarom heeft het NIDF, Nederlands Instituut Digitale Fotografie, al een aantal jaren geleden besloten ze op een begrijpelijke manier samen te vatten in de zogeheten NIDF-norm.
De NIDF-norm is opgesteld voor serieuze fotografen. Uiteraard werkt zo’n norm, die bestaat uit regels die je moet volgen bij het bekijken en gebruiken van de foto, alleen als ook de ontvanger zich er aan houdt. En dat dit zinvol is blijkt uit het feit, dat hij veelvuldig wordt gebruikt in het fotografisch onderwijs en duizenden keren per jaar wordt gedownload
Metadata
De NIDF-norm beschrijft hoe je de voor de juiste communicatie noodzakelijke extra informatie over de foto in de vorm van ‘metadata’ moet meesturen. Bovendien geeft de norm aan onder welke omstandigheden foto’s moeten worden beoordeeld om gelijke afbeeldingen te krijgen bij andere personen die op verschillende computers naar dezelfde foto’s kijken.
Die extra informatie in het bestand over de foto is:
- De EXIF, de camera instellingen die automatisch worden opgeslagen.
- De IPTC, ook wel de bestandsinfo. Daarin staat wie de foto gemaakt heeft, wat er op de foto staat en onder welke voorwaarden de foto gebruikt mag worden.
Deze moet de fotograaf invullen. (zie afb.)
- Het ICC-profiel waarin de kleuren van de foto worden gedefinieerd. Zo’n ICC-profiel moet altijd onderdeel van een digitale foto zijn, welk profiel gekozen wordt is dan van minder belang. (zie afb.)
Instellingen
Er zijn regels voor de instellingen van het beeldscherm. Het gaat dan om de helderheid, de interne contrastcurve of gamma-waarde en de kleur van het wit van het beeldscherm. Samen vormen die instellingen van het beeldscherm de basis voor het kalibreren, een handeling die echt noodzakelijk is. Dan zijn er de kleurvoorkeuren van de software die je gebruikt, waarbij eigenlijk alleen Photoshop echt uitgebreide keuzemogelijkheden kent.
Bij de meeste programma’s is het aantal opties erg klein, of zelfs afwezig. Wat je dan zeker moet weten is dat het programma voor wat betreft de kleur op de juiste manier met de foto’s en het beeldschermprofiel omgaat.
Verlichting
Tenslotte is er de verlichting op de plaats van waar je naar foto’s kijkt. Of dat nu op het beeldscherm is, of op papier, de verlichting heeft invloed op hoe je de foto ziet. Het gaat daarbij zowel om de helderheid, de hoeveelheid licht, als de kleur hiervan. Bij het beeldscherm is het niet het scherm dat anders wordt, maar het zijn je ogen die zich aanpassen aan de omstandigheden. Is het te donker, dan lijken de foto’s te licht en omgekeerd. Iets soortgelijks geldt voor de kleur van het licht: is het te geel, dan lijken je foto’s blauwer en als je dat gaat corrigeren, dan worden ze te geel.
NORM
Over de keuzes en instellingen die je moet maken gaat de NIDF-norm, die je gratis op kunt halen vanaf de NIDF website.
Daar kun je ook het boek “Van Opname tot Afdruk” van Eduard de Kam bestellen
Dit boek legt uit hoe de workflow van de fotograaf behoort te zijn, wat uiteraard perfect aansluit bij alle keuzes die je volgens de NIDF-norm moet maken. Dit is een directe link naar het boek.