Testen en bijstellen: autofocus
De komst van automatisch scherpstellen - autofocus - heeft het leven voor fotografen een stuk makkelijker gemaakt. Ineens kun je sneller reageren en al je aandacht richten op andere instellingen. Maar, om van handmatig scherpstellen af te kunnen stappen, moet je natuurlijk wel zeker weten dat je op de autofocus kunt vertrouwen.
In principe is de autofocus op de meeste camera’s erg goed. Maar camera’s worden in grote aantallen geproduceerd, evenals objectieven. Daarom is er een zekere mate van speling: de fabrikanten zijn iets toleranter ten aanzien van de inregeling van autofocus dan de fotografen zelf. Om de afstellingen nauwkeuriger te doen, zou deze per camera getest en ingeregeld moeten worden. Dat kan niet vanwege de grote aantallen, maar fabrikanten hebben daarom de mogelijkheid ingebouwd om het zelf te doen. Immers, ligt de focus net naast het punt waarop jij had scherpgesteld? Dan kan dat een foto doen mislukken, vooral als je deze maakt met een kleine scherptediepte.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de autofocus te testen én - op de meeste midrange tot duurdere camera modellen - bij te stellen. De AF Fine Tune of AF Micro Adjustment is te vinden in het menu van je camera. Eerst moet je natuurlijk foto’s maken waarmee je aan de slag kunt.
- Zet de camera op een stevig statief.
- Zet de image stabilization functie van het objectief uit.
- Schakel (indien mogelijk) over op LiveView. Op het LCD scherm kun je vaak iets beter zien wat er gebeurt met het beeld.
- Positioneer het onderwerp (of je camera) zo dat het onderwerp gecentreerd in beeld is. Zet de camera op een enkel focuspunt, ook gecentreerd.
- Zorg dat je afstand tot het onderwerp niet meer is dan 50 keer de brandpuntsafstand. (bij 50 mm dus ongeveer 2,5 meter)
- Zet het diafragma zo wijd mogelijk open. Gebruik je LCD scherm om zo goed mogelijk scherp te stellen als je kunt.
- Schakel nu terug van LiveView naar One-Shot Af. Let erop dat je camera niet beweegt. Als het goed is, zou de focusring niet moeten bewegen. Doet ‘ie dat wel, onthoud dan welke richting op. Als het dichter bij beweegt, dan ligt de focus vóór het punt waarop je wilde scherpstellen. Beweegt ‘ie verder weg, dan ligt de focus erachter.
Nu kun je je foto’s beoordelen op de computer. Gebruik de 100% vergroting op het punt waarop je wilde scherpstellen. Ligt het scherptevlak meer naar voren, zodat bijvoorbeeld het puntje van de neus scherp is in plaats van de ogen? Dan heb je een front focusing probleem. Ligt de scherpte meer naar achteren, en zijn haarlijn en wang scherp? Dan heb je een back focusing probleem. Deze kun je aanpassen in je camera. Dat kan per objectief, als de afwijkingen voor verschillende objectieven wisselend is, of voor je camera zelf. Vergelijk vantevoren resultaten met verschillende objectieven om te weten welke je nodig hebt.
De aanpassingen zijn per camera merk en model net iets anders. Deze is voor Canon, maar andere merken werken op een vergelijkbare manier.
- Ga naar menu
- Selecteer ‘Autofocus/drive’.
- Hier kun je kiezen of je de instellingen per objectief maakt, of in één keer tegelijk voor alle objectieven.
- Druk op ‘info’ en maak de aanpassingen om de focus goed te krijgen. Maak eventueel foto’s met verschillende aanpassingen (-10, 0, +10) om te kijken wanneer de scherpte goed is. Heeft je camera een front focusing probleem? Dan moet je richting de + bijstellen. Is er een back focusing probleem? Dan stel je richting - af.
Er zijn ook programma’s waarmee je dit kunt berekenen, zoals FocusTune. Maar zelf meten is weten, door het zelf te doen weet je uiteindelijk zeker dat de focus precies is waar die moet zijn.