Zelfportretten - Hoe, wat en waarom?

Redactie DIGIFOTO Pro 1545

In de tijd van social media hebben zelfportretten een bittere bijsmaak gekregen. Maar voor fotografen is het nog steeds een zeer relevante methode om onderzoek te doen naar fotografiestijlen en technische snufjes. Maarten Kuiper schreef er een blog over. 

Dit artikel is geschreven door Maarten Kuiper en ook gepubliceerd op zijn website.

Lees ook: DIGIFOTO Masterclass: Portret- en Naaktfotografie

*sarcasme modus aan*. Social MEdia, de plek waar alles draait om jou. Niet om anderen, maar om jou. Ja, jou! Echt! Iedereen is geïnteresseerd in jou! Het is niet zo gek dat het zelfportret, gedenigreerd tot de “selfie”, steeds populairder wordt onder fotografen, voornamelijk onder jeugdige smartphonegebruikers. Echter, het zelfportret kan ook iets anders zijn dan een duckface met een net iets te bloot decolleté of een handstand op een holocaustmonument in je onderbroek. *sarcasme modus uit*. 
De term zelfportret, of selfie, heeft de afgelopen jaren een wat bittere bijsmaak gekregen omdat het vaak gepaard gaat met een schreeuw om aandacht op de bekende sociale kanalen. Echter, een zelfportret kan ook fungeren als een uiting van creativiteit, een manier om een statement te maken, een boodschap over te brengen of gewoon om te oefenen met verschillende manier van belichting, filters en instellingen als er even geen model voorhanden is. Misschien nog wel het belangrijkste: het maken van een zelfportret is gewoon hartstikke leuk en kan bijdragen aan een positief zelfbeeld.  
Het maken van zelfportretten is niet iets dat recentelijk ontstaan is. De eerste selfie, dat wil zeggen dat er is afgesproken dat het de eerste is, is een foto van Robert Cornelius en stamt al uit 1839!

Figuur: (waarschijnlijk) het eerste zelfportret. Robert Cornelius, 1839.
Maar hoe maak je eigenlijk een zelfportret? Wat heb je daarvoor nodig? Hoe ga je te werk? Dat ga ik je in deze blog eens haarfijn uitleggen!

Mijn serie zelfportretten is voornamelijk ontstaan door een gebrek aan een beschikbaar model en omdat ik niet iemand voor mijn camera wilde zetten, voordat ik wist hoe ik mijn belichting moest regelen om precies te krijgen wat ik voor ogen had. Ik ben hier in 2012 mee begonnen en sindsdien is het een creatieve uitlaatklep geworden, voornamelijk voor wanneer het weer het niet toe laat om naar buiten te gaan en er geen slachtoffers, uh ik bedoel modellen, in de buurt zijn. 

Idee 

Een zelfportret begint natuurlijk, zoals de meeste portretten (of foto’s in het algemeen) met een idee. Wat wil ik uitbeelden? Wil ik wel iets specifieks uitbeelden? Is het een serieus portret, of moet het komisch worden? Wat voor attributen wil/kan ik gebruiken? Als je niet weet waar je moet beginnen kan het inspirerend werken om het werk van andere (portret)fotografen te bekijken. Dat hoeven natuurlijk niet direct zelfportretten te zijn, maar kunnen ook portretten zijn die jou inspireren. Je kunt bijvoorbeeld een moodboard maken, ik geloof dat Pinterest daar een veelgebruikte tool voor is, waarbij je niet alleen focust op concrete portretideeën, maar bijvoorbeeld ook op toffe poses of interessante sfeer en mooie belichting (dat werkt natuurlijk samen). Als je klaar bent met je moodboard, probeer dan eens te analyseren waarom jij de foto’s die je gekozen hebt zo mooi vindt. Zie je overeenkomsten? Heb je een sterke voorkeur? Wat voor belichting trekt je aan? Wat voor thema? Ik ben zelf bijvoorbeeld fan van low-key zelfportretten, waarbij ik meestal gebruik maak van strijklicht, de schaduwpartijen net zo belangrijk zijn als de lichtpartijen en waarbij je het gebrek aan licht gebruikt om bepaalde delen in de foto te verhullen of andere delen te accentueren. Het bijkomende voordeel van deze vorm van portretfotografie is dat je slechts 1 flitser nodig hebt om het uit te kunnen voeren. Als je duidelijk hebt wat je mooi vindt, is het tijd om te kijken wat je hebt om mee te werken (en dat hoeft echt niet veel te zijn!). Natuurlijk is het fantastisch om volledige kostuums te hebben en locaties waarvan de foto’s beter worden gewoon omdat die locaties er opstaan. Helaas heb je daar niet altijd toegang tot en dus moet je leren roeien met de riemen die je hebt! 

Licht (en schaduw)

Het allerbelangrijkste in de fotografie, zelfportretten zijn daarop geen uitzonderingen, zijn het licht (of het gebrek daaraan) en de kwaliteit van het licht. Wil je dramatische portretten met harde schaduwen (dit noemen we direct licht)? Kies dan voor een kleine felle lichtbron zoals een flitskop met een reflector, of een felle lamp.  Wil je juist schilderachtige portretten (dit noemen we diffuus licht)? Kies dan voor een grotere lichtbron (een flitskop met een softbox bijvoorbeeld) of een groot raam. Als het licht door het raam heel fel is, kan je er bijvoorbeeld voor kiezen om er een laken voor te hangen. Ook kan het helpen als je je verdiept in bestaande belichtingstechnieken. Zoek maar eens naar “Rembrandt lighting”, gekenmerkt door een driehoek van licht onder het oog dat zich in de schaduw bevindt, of “clamshell lighting”. 

Net zo belangrijk als licht, maar veel vaker vergeten, is het belang van schaduw. Je kunt, zeker in de studio, spelen met licht en schaduw en zo delen van de foto extra aandacht geven of juist verhullen. Door gebruik te maken van schaduw oogt de foto minder “plat” en creëer je sfeer en diepte in je foto’s. Wáár wil je de schaduwen hebben? Wil je eigen wel schaduwen in je foto? Hoe hard moeten die schaduwen dan zijn? 

Het laatste punt van aandacht is de positionering van het licht. Veel flitsers hebben een instellamp waaraan je kunt zien hoe het licht valt, nog voordat je de foto hebt genomen. Bij continu licht is dit natuurlijk sowieso het geval. Probeer te zoeken naar de lichtinval die past bij de sfeer van de foto. 
Het laatste punt van aandacht is de positionering van het licht. Veel flitsers hebben een instellamp waaraan je kunt zien hoe het licht valt, nog voordat je de foto hebt genomen. Bij continu licht is dit natuurlijk sowieso het geval. Probeer te zoeken naar de lichtinval die past bij de sfeer van de foto en heb zo controle over wat er zichtbaar is en wat niet. 

Hoe ga ik te werk?

Ik gebruik een camera op statief. Op dit moment is dat de Fujifilm X-T3, die ik bedien met een remote release. De meeste fabrikanten bieden ook een app aan zodat je je (moderne)camera met een smartphone kunt bedienen, maar ik prefereer de zekerheid van een draadje. Overigens, wat echt de uitvinding is van de eeuw (voor zelfportretfotografen) is EYE-AF, oftewel een autofocussysteem dat het gezicht herkent en automatisch scherpstelt op het oog/de ogen van het onderwerp. Voorbij zijn de dagen van gokken, proberen, zelf naar voor en achter bewegen in de hoop dat de scherptediepte goed is. Gewoon, lens op f/1.0 (ja, dat kan), positie kiezen en schieten. Ideaal! Als je geen EYE-AF hebt op je camera, kan je gebruik maken van een object dat je voor jezelf in de plaats zet. Denk bijvoorbeeld aan een paspop (altijd voorhanden), een wasmand (of 2 op elkaar gestapeld), een vlaggenstok, een hoge stoel, een statief dat je toevallig niet gebruikt, je moeder, vrouw of een ander familielid. You get the point. Focus daarop, zet de AF van de camera uit en afdrukken maar! Oh, voordat je het object weghaalt, markeer even waar het stond. Scheelt weer alles opnieuw moeten focussen (ja, ervaringsdeskundige)!

Wat verder nog bij kan dragen, maar die luxe heb ik zelf niet, is een camera die beschikt over een volledig kantelend scherm (full articulating screen). Daarop kun je namelijk goed in de gaten houden of bijvoorbeeld de EYE-AF het ook goed oppikt en/of de compositie goed is. 

Ook gebruik ik de tethering functie van mijn camera in combinatie met Capture One. Tethering is het verbinden van de camera via een USB-kabel, met een PC of laptop, zodat je de foto’s direct op groot scherm kunt zien (en zo de focus en scherpte kunt checken). Sommige camera’s bieden deze functie ook aan via WiFi, maar met een USB kabel, zeker USB3.0, gaat dit veel sneller.  Verder gebruik ik één Lastolite Lumin8 400ws studioflitser op 1/8e tot 1/32e vermogen, meestal met een softbox (octabox met grid). Als ik detail in de schaduwpartijen wil, maak ik gebruik van een reflector. De achtergrond die ik gebruik ik bijna altijd zwart. Een voorbeeld van een lightsetup zie je hiernaast. Dit is meestal mijn begin punt en daarna ga ik met het licht spelen door de flitser te verplaatsen. Ik zoek naar de hoek vanuit waar ik het licht wil hebben, maar bijvoorbeeld ook naar hoe dichtbij het licht moet staan. Een lichtbron die dichterbij staat geeft, in combinatie met een softbox, zachter licht. 

Poses

Als een zelfportret flatteus moet zijn (en dat wil je toch vaak), besteed dan wat aan dacht aan de poses waarin je jezelf wringt. Hier een aantal simpele tips die je (zelf)portretten direct beter maken! Even een disclaimer: als een pose ongemakkelijk voelt, zal die er waarschijnlijk ook ongemakkelijk uit zien. Overdrijf dus niet!

  • Sta rechtop. Veel mensen hebben het voel dat ze rechtop staan, maar hangen lichtelijk in hun rug en draaien vaak hun schouders naar voren. Als je rechtop gaat staan, ogen de contouren van je lichaam natuurlijker en oogt je nek langer. Ik vertel mijzelf (maar ook mensen waar ik foto’s van maak) altijd: doe alsof er een touwtje aan de bovenkant van je hoofd zit die je recht omhoogtrekt. Strek je uit, zonder je hoofd naar achteren te kantelen. Ben je daar aangekomen, doe dan alsof er een touwtje aan je neus zit die je gezicht recht naar voren trekt.
  • Laat je schouders zakken. Het effect van het laten zakken van je schouders, is dat je nek nog langer wordt. Een lange nek wordt gezien als mooi en elegant.
  • Fotografeer jezelf niet recht van voren. Bijna niemand is symmetrisch en een foto recht van voren oogt vaak niet flatteus doordat de kaaklijn wegvalt. Dan lijkt het dus alsof je hoofd in je nek zit. Als je je gezicht wat draait, al is het maar een paar millimeter, komt de kaaklijn duidelijker naar voren en wordt de foto vanzelf beter. Je kunt er ook voor kiezen om je schouders wat te draaien zodat je kaaklijn beter uit komt. 
  • Gebruik een teleobjectief (50mm+). Door de compressie van dergelijke objectieven worden lichaamsdelen wat meer in elkaar gedrukt (hetgeen richting de camera wordt gedraaid in ieder geval) waardoor ze minder duidelijk geaccentueerd worden. Vermijd het gebruik van groothoeklenzen, behalve als je juist op zoek bent naar dat creatieve effect. 
  • Wil je meer dan alleen je hoofd en schouders op de foto en ben je wat voller, probeer dan eens een iets hoger standpunt dan ooghoogte voor je camera te kiezen.  Omdat je lichtelijk omhoogkijkt naar de camera, verdwijnen kinnen als sneeuw voor de zon en ligt de focus meer op je gezicht (en worden de rondingen wat meer naar de achtergrond geschoven).
  • Voorkom het “hert in de koplampen” effect. Soms lijkt het alsof mensen denken dat, als ze op de foto gaan, hun ogen extra ver moeten openspreiden. Dat ziet er nogal vreemd uit, alsof je constant verbaasd bent of volslagen doodsangst doormaakt (dat kan ook het gewenste effect zijn natuurlijk). Wat je misschien zelfs nog beter kan doen is iets dat Peter Hurley (portretfotograaf) “the squinch” noemt. Bij the squinch, laat je je bovenste oogleden onbewogen en trek je de spiertjes onderin je oog (die dicht bij je neus) aan. Klinkt vaag he? Gelukkig heeft meneer Hurley hele duidelijke video’s op YouTube waarin hij het uitlegt. Het vergt wat oefening, maar zo kom je veel zelfverzekerder over! En als je het eenmaal gezien hebt, valt het op dat heel veel modellen dit ook doen. 

Inspiratie

Oke, dus de basic setup is er, we hebben een camera en wat tips voor poseren. En nu? Waar haal ik mijn inspiratie vandaan?

Zoals eerder gezegd is het vaak een goed idee om een moodboard te maken op Pinterest, maar meestal komt een idee spontaan door een attribuut dat ik zie liggen, muziek waar ik naar luister, een toffe zin die ik lees etc. Zo las ik ooit in een boek van Murakami (een van mijn favoriete schrijvers): “Silence, I discover, is something you can actually hear.” Toen schoot mijn creatief brein aan en heb ik mijzelf voor de camera gezet om te proberen om dit uit te beelden. Na wat mislukte pogingen dacht ik opeens, ik word zelf eigenlijk altijd gek als ik te lang alleen zit, dus ik maak er van “Silence, I discover, is something you can actually hear. And in time, it will drive you mad”. Baard wild, blik wild, oor in beeld, focus, flits. 

Een ander voorbeeld is een zelfportret die ik heb gemaakt toen mijn grootouders overleden en er veel oude spullen uit de erfenis dreigden weggegooid te worden. Denk daarbij aan een pince nez (een bril die op je neus klemt) en een oude pijp bijvoorbeeld. Ik ben zelf docent op het HBO, dus ik vond het geinig om mijzelf eens neer te zetten als een ouderwetse professor. De rook is in Photoshop toegevoegd.

Het laatste voorbeeld is een zelfportret waarin ik heb geprobeerd een wetenschapper te portretteren (ik ben zelf analytisch chemicus) die op zoek is naar bijvoorbeeld een medicijn/vaccin tegen Corona. De labjas heb ik meegenomen van school, evenals de rondbodemkolf. Het grijze haar is (voor nu nog) Photoshop. De blauwe kleurstof (“lekker chemisch”) is vulpeninkt in water.

Maar niet alle zelfportretten hebben een achterliggend idee. Vaak zijn het ook gewoon manieren om bepaalde light-setups te testen die dan resulteerden in een tof portret. Bij de bovenste onderstaande foto kwam het licht van schuin-boven aan de zijkant en heb ik gebruik gemaakt van een stripbox die ik horizontaal heb gedraaid. Bij de onderste foto kwam het licht van schuin rechtsboven, van voren. 

Conclusie

Het maken van zelfportretten kan, naast spannend, ook gewoon echt heel leuk zijn. Het is een manier om creatief bezig te zijn, ook als het buiten keihard regent/stormt/hagelt etc. Naast creatief bezig te zijn kan het, doordat je bewust bezig bent met je lichaam, ook een positieve bijdrage leveren aan je zelfvertrouwen en je zelfbewustzijn. Ook kunnen zelfportretten fungeren als een oefening voor wanneer je portretten van andere mensen wilt gaan maken. Door de opgedane kennis over belichting, instellingen, flitsers, filters, poseren, kaaklijnen e.d. zal je zelfverzekerder overkomen wanneer er andere mensen voor je camera komen staan. 

Ook zijn zelfportretten een goede manier om te oefenen met wat wel en niet werkt in de nabewerking. Wat voor sfeer wil je je portretten meegeven? Wat voor bewerking hoort daarbij? Wat vindt je storend en kan je wat aan doen (maak alsjeblieft geen barbie/ken van jezelf, je bent mooi met als je imperfecties)? Lekker zonder druk (geen cliënten die zitten te wachten op de foto’s) spelen met software naar keuze, kopje koffie erbij, ontspannen muziekje, Heerlijk met een hoofdletter H!

Om af te sluiten: ik moest van een fotovriendin nog even uitleggen waarom ik vaak mijn shirt uit heb op mijn zelfportretten. Mijn antwoord? Omdat ik gewoon supersexy schouders heb! Het echte antwoord? Omdat ik vind dat portretten op deze manier, als ze niet iets specifieks hoeven uit te beelden, puurder overkomen dan met kleding aan. Je zet jezelf kwetsbaarder neer waardoor het portret voor mijn gevoel menselijker en toegankelijker wordt. Want zeg nou zelf, wie is er nou geboren in een labjas of een overhemd met gilet? Niemand toch? 

Wil je meer van mijn foto’s bekijken? Kijk dan eens op www.primeminsterphotography.com of de bekende sociale kanalen. Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Stuur mijn dan een email. Dat kan via de website.

Dit artikel is geschreven door Maarten Kuiper en ook gepubliceerd op zijn website.

Lees ook: Flitsen: sync speed vs high speed sync (HSS)

afbeelding van Redactie DIGIFOTO Pro

Redactie DIGIFOTO Pro | Redactie

Bekijk alle artikelen van Redactie