Interview: portretfotograaf Martin Schoeller
Het werk van de in New York woonachtige fotograaf Martin Schoeller wordt gekenmerkt door de zogenaamde big head-portretten, oftewel frontaal genomen hyperrealistische close-ups op zeer groot formaat. In zijn veelgeprezen serie Close Up portretteert Martin zijn subject van zeer dichtbij; altijd met dezelfde lens, dezelfde belichting en vanuit dezelfde hoek. Bekende politici, acteurs, musici en sporters worden door Martin op een identieke wijze afgebeeld als onbekende mensen. Deze werkwijze resulteert in een, zoals Martin het zelf typeert, 'democratisering van het fotografisch portret, waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen mensen met en zonder macht'. Martin: 'We zijn allemaal mensen, geen enkel mens is beter dan een ander. Vanuit dat idee zet ik ze allemaal in hetzelfde licht. Van dakloze tot president.'
Naast een ruime selectie ‘big head’-portretten is er in de tentoonstelling ook werk uit Martins fotoserie Identical te zien. Hierin plaatst de fotograaf eeneiige tweelingen naast elkaar en spoort hij de toeschouwer aan tot een zoektocht naar de onderlinge verschillen in de miniemste details. Voor de serie Female Bodybuilders fotografeert hij de bijzondere lichamen van sportvrouwen op het hoogtepunt van hun carrière. Zonder digitale bewerking toont Martin hun spectaculaire lichamen zoals ze zijn. Een aantal werken uit deze serie wordt op meer dan levensgroot formaat getoond in de tentoonstelling.
Martin (1968, Műnchen) startte zijn fotografiecarrière in Berlijn en verhuisde in 1993 naar New York om daar voor een aantal jaar aan de slag te gaan als assistent van portretfotografe Annie Leibovitz. In deze periode ontwikkelde hij zijn big head-portrettechniek. In de afgelopen 20 jaar heeft hij gefotografeerd in opdracht van The New Yorker en is zijn werk gepubliceerd in onder meer Rolling Stone, Vanity Fair, Esquire, Vogue en Harper's Bazaar. Zijn werk wordt gekocht door de meest prominente verzamelaars van fotografie en modern kunst. Martin exposeert internationaal, heeft verscheidene fotoboeken gepubliceerd en diverse prijzen en onderscheidingen in ontvangst mogen nemen.
Hoe bijzonder is het nog voor jou dat je werk nu ook in Nederland te bewonderen is?
'Ik werk voor veel en diverse magazines maar het is en blijft ultiem om mijn werk groot terug te zien in een gerenommeerd museum. Wat nu in Rotterdam hangt, behoort tot mijn beste werk van de afgelopen twintig jaar. Dat vind ik echt een eer en vervult me met trots.'
Ergens las ik dat je jezelf vooral ziet als een fotograaf in plaats van kunstenaar. Zie je dat nog steeds zo?
'Absoluut. Het doel van een ware kunstenaar is om ideeën uit te werken die echt nieuw en uniek zijn. Dat is mijn persoonlijke definitie van een ware kunstenaar. Voor mij zijn er dan ook maar weinig fotografen die zichzelf kunstenaar mogen noemen. De meeste van hen zijn gewoon fotograaf. Of nou ja, gewoon... Maar het stempel kunstenaar zou ik ze niet willen geven. Niet voor niets zien we zelden of nooit fotografie in musea. Ik durf overigens wel te stellen dat mijn Close Up-serie echt iets anders dan anders is. Ander werk dat ik heb gemaakt is veel minder uniek. Dat zien we ook wel terug bij andere fotografen of had ook door andere fotografen gemaakt kunnen worden. Maar terugkomend op je vraag, ik noem mezelf een fotograaf en ik ben blij een fotograaf te zijn. Daarnaast ben ik blij dat er curatoren zijn die mijn werk nieuw en uniek vinden en er ruimte voor vrij willen maken in musea.'
De waarde van fotografie staat erg onder druk. We zien dat de bereidheid om te betalen voor fotografie sterk afneemt. Ervaar jij dat zelf ook?
'Ja, het hele magazine- en krantenlandschap is dramatisch veranderd. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat jonge mensen niet langer bereid zijn te betalen voor informatie. Ze zoeken online naar gratis content en kopen dus geen magazines of kranten meer. Met als gevolg dat journalisten, editors en fotografen hun baan verliezen en dat magazines steeds meer een uitstervend ras worden. Dat merk ik zelf ook. Budgetten worden steeds kleiner met als gevolg dat conceptueel en dus tijdrovend werk steeds moeilijker wordt om te maken. Daar hebben kranten of magazines simpelweg geen geld meer voor. Niemand is nog bereid om dat soort werk te financieren. Ik moet het anders formuleren: ze kunnen dat simpelweg niet meer financieren.'
Terug naar de serie Close Up. Heb je je hierbij laten inspireren door bepaalde kunstenaars of fotografen?
'Vier voor mij zeer belangrijke fotografen hebben aan de wieg gestaan van dat idee, August Sander, Bernd en Hilla Becher en Richard Avedon. De Bechers behoorden tot een invloedrijke stroming, de Düsseldorfer Photoschule, die zich kenmerkt door seriematig werken en herhaling. Het echtpaar werd in de jaren zeventig beroemd met fotoreeksen van watertorens en andere industriële werken. De herhaling nodigt de kijker uit tot een nuchtere vergelijking. Absoluut geniaal! Wat ik doe is eigenlijk een menselijke vertaling van wat de Bechers deden. Ik vind het een mooi idee dat iedereen van hoog tot laag op dezelfde manier op de foto gaat, niet op basis van zijn achtergrond of status.'
Sander gold als chroniqueur van Duitsland in de vroege twintigste eeuw. Jij typeert zijn honderden portretten van fabrieksarbeiders, professoren en iedereen ertussenin als een 'catalogus van zijn tijd'. Verklaar je nader?
'Sander fotografeerde in een tijd waarin alleen de happy few zich een fotograaf konden veroorloven. Hij ging tegen die trend in en fotografeerde allerlei soorten mensen. Altijd zonder aanzien des persoons. Zijn werk heeft mij geïnspireerd om de Close Up-serie te beginnen. Een serie die veel verder gaat dan mensen die ik in opdracht van magazines fotografeer. Ik ben juist op zoek gegaan, en ga nog steeds, naar mensen waarin niemand interesse toont. Mensen waar we achteloos aan voorbij gaan. Denk aan daklozen en drugverslaafden.'
Wat is het dat jou zo aanspreekt aan de Amerikaanse mode- en portretfotograaf Richard Avedon?
'Het feit dat het hem niets kon schelen wat de gefotografeerde zelf van de foto vond. Hij maakte de foto die hij wilde maken, een beeld waar hij blij van werd. Dat was altijd zijn uitgangspunt en het is ook altijd mijn uitgangspunt. Ik fotografeer niet om de personen die ik fotografeer blij te maken. Zoals ik ook niet geïnteresseerd ben in hun kijk op schoonheid.'
Geeft dat nooit problemen? In de zin van dat mensen zeggen: “dit beeld ga je echt niet publiceren”?
'Problemen is een te groot woord. Al komt het wel voor dat bepaalde beroemdheden hun door mij gemaakte beeld verafschuwen en dat vervolgens de pr-mensen van die beroemdheden aangeven dat andere klanten van hen ook niet meer door mij gefotografeerd mogen worden. Zo kreeg ik eens het verzoek van een magazine om Tom Cruise te fotograferen. Daar stak zijn pr-dame een stokje voor. “Martin Schoeller, no way!” Soms loop ik dus opdrachten mis. Jammer maar helaas. Ik weiger concessies te doen aan mijn stijl. Ik wil niet de zoveelste portretfotograaf worden die iedereen er geweldig laat uitzien.'
Heb je altijd alleen maar portretfotografie gedaan?
'Toen ik 25 jaar geleden begon, deed ik ook fashionfotografie. Dat leek me een supertof idee. De hele dag omringd worden door beeldschone vrouwen. Ik geef echter helemaal niets om fashion. Ik haat het om te shoppen. Ik draag iedere dag zwarte T-shirts en zwarte spijkerbroeken. Om een goede fashionfotograaf te zijn, moet je meer op hebben met styling en kleding dan met mensen. Dat werkte dus totaal niet voor mij. Ik ben een mensenmens. Portretfotografie lag dus veel meer in mijn straatje. Als fashionfotograaf is het bovendien ook je taak om dingen mooier te maken dan ze in werkelijkheid zijn. Mijn stijl is nu juist het tegenovergestelde. Ik maak zaken niet mooier, ik laat het zien zoals het is. Ik wil de ware schoonheid van mensen vastleggen. Ik wil ze mooi en vriendelijk in beeld brengen maar wel op de manier zoals ze zijn. Waarheidsgetrouw. Daarom heb ik ook gekozen voor deze close-up-stijl. Op die manier haal ik alle ballast uit beeld. Alle focus gaat naar het gezicht. Wat mij betreft is dat de essentie. Ik wil geen afleiding van kleding, omgeving of wat dan ook. Ik wil geen enkele verwijzing naar de sociale status van de geportretteerde. Alleen een gezicht.'
Hoeveel foto's maak je gemiddeld van een persoon voordat je hét beeld hebt?
'Dat verschilt van persoon tot persoon. Vooral bij acteurs heb ik vaak veel clicks nodig. Poseren is hun vak. Daar zijn ze zo goed in, dat je vaak niet eens doorhebt dat ze aan het poseren zijn. Het kost veel moeite om het eigen, authentieke gezicht van een acteur te vangen. Met de daklozen daarentegen had ik vaak genoeg aan twintig frames. Zij behoren sowieso tot mijn favorieten. Deze mensen hebben een zwaar leven en dat zie je terug in hun gezicht. Dat vind ik vreselijk, maar dat geeft wel veel kracht aan hun portretten.'
Naast jouw iconische serie Close Up, maakte je onder andere ook een zeer indrukwekkende serie met vrouwelijke bodybuilders. Waar kwam dat idee vandaan?
'Een voormalig assistent van mij was helemaal maf van bodybuilding. Het leek hem een goed idee dat ik eens meeging naar een bodybuildingshow. Ik dacht alleen maar: 'oh my God no! Bodybuilding dat is toch wel het ergste in de wereld.' Toch ging ik met hem mee. Toen ik die vrouwen zag, vroeg ik mijzelf af waarom een vrouw zichzelf dit aandoet? Ik was helemaal in verwarring en besloot met ze in gesprek te gaan. Zo ontstond uiteindelijk het idee er een serie van te maken.'
Was het lastig deze vrouwen voor je camera te krijgen?
'Aanvankelijk ging dat niet vanzelf. Ze vertrouwden me helemaal niet. Logisch ook aangezien ze meer dan eens belachelijk worden gemaakt. Maar toen ik eenmaal enkele beroemdheden in hun wereld had gefotografeerd, kwam de rest eigenlijk vanzelf. Toen zagen ze in dat ik er niet op uit was ze te kakken te zetten of te seksualiseren. Het betekende wel dat ik vervolgens al die wedstrijden moest aflopen. Ze zien er namelijk niet altijd zo uit als op de foto's. Alleen vlak voor en direct na een wedstrijd zijn ze helemaal strak en compleet droog getraind. Dat is het moment waarop ik ze wilde fotograferen.'
Wat wil je met deze serie aan de wereld laten zien?
'We leven in een tijd waarin alles groter moet zijn, groter dan het leven zelf. Vandaag de dag laten mensen hun tepels reconstrueren, hun borsten en billen vergoten, hun ogen liften, hun lippen vol spuiten... Verzin het, en het gebeurt. We veranderen onze lichamen om maar te voldoen aan bepaalde maatstaven die ons door deze maatschappij worden opgedrongen. Zelfs als dat heel pijnlijk en ongezond is. Bodybuilding is daar in mijn ogen ook een treffend voorbeeld van. Het past in deze tijd. Dat heb ik willen documenteren. Te meer omdat het me niet zou verbazen dat we dit over een jaar of vijftig niet meer zien. Ik zie dit als een onderdeel van een tijdsbeeld.'
In de cameratas van Martin
'Mijn Close Up-beelden schiet ik nog altijd analoog met de Mamiya RZ 67, daarnaast werk ik met een digitale Phase One-camera. Ik heb altijd gezworen bij analoge fotografie omdat ik vond dat de huidtinten analoog beter tot hun recht kwamen dan bij digitale fotografie. De digitale Phase One-camera is de eerste digitale camera waarbij ik content was en ben over de wijze waarop deze camera huidtinten vastlegt. Verder heb ik een digitale spiegelreflexcamera van Nikon. Die gebruik ik echt alleen wanneer ik iets op hoge snelheid moet vastleggen en het dus zaak is dat ik tien frames per seconde kan schieten. Voor mijn verlichting maak ik gebruik van flitsers van Kino Flo en Profoto. Maar uiteindelijk is alles dat flitst goed genoeg voor mij.'
Martin Schoeller | New York
Martin (1968, München) startte zijn fotografiecarrière in Berlijn en verhuisde in 1993 naar New York. In de afgelopen 20 jaar heeft hij gefotografeerd in opdracht van The New Yorker en is zijn werk gepubliceerd in onder meer Rolling Stone, Vanity Fair, Esquire, Vogue en Harper's Bazaar. Zijn werk wordt gekocht door de meest prominente verzamelaars van fotografie en modern kunst. Martin exposeert internationaal, heeft verscheidene fotoboeken gepubliceerd en diverse prijzen en onderscheidingen in ontvangst mogen nemen.
Beelden: © Martin Schoeller
Lees ook: Interview met Micky Hoogendijk