Alles over de sluiter in je camera
De allereerste camera’s hadden geen sluiter; bij belichtingstijden van acht uur of meer is dat ok niet echt nodig. Daarna kwamen camera’s waarbij de lensdop als sluiter fungeerde; die werd er even afgehaald en er een paar minuten later weer op gezet. Maar al snel werden camera voorzien van echte sluiters. Tegenwoordig heeft iedere camera een sluiter. Bij de meeste reflexcamera’s en spiegelloze systeemcamera’s verschillen die sluiters niet zo gek veel: ze bieden sluitertijden tot 1/4000 of 1/8000 s en vanaf B, T of 30 s. B wil zeggen: de sluiter blijft open zolang de ontspanknop (of de afstandsbediening) ingedrukt blijft. B staat voor bulb, want de eerste sluiters werden bediend met een kleine blaasbalg die de sluiter via luchtdruk openhield, een vrij kwetsbare constructie. T (time) wil zeggen dat de sluiter open blijft staan totdat je nog ene keer afdrukt. Verder verschillen de sluiters qua maximale synchronisatietijd, zie aldaar.
De sluiter is ook het onderdeel dat het meest gevoelig is voor slijtage. Andere onderdelen kunnen ook kapot gaan, maar dat is dan vaak min of meer toeval. Bij de sluiter is de waarschijnlijkheid van een defect direct gerelateerd aan het aantal ermee gemaakte opnamen. Amateurcamera’s worden vaak gegarandeerd tot 100.00 opnamen, de topmodellen van Nikon en Canon tot wel 400.000 opnamen. Die garantie is echter vrij beperkt: camerafabrikanten zeggen alleen dat hun camera’s tot die aantallen getest zijn. In de praktijk blijken de sluiters echter eerder meer dan minder opnamen te maken dan de tests garanderen. Zo zijn er gevallen bekend van gewone amateurcamera’s die acht of meer keer het gegarandeerde aantal halen.
Continuopnamen
Continuopnamen met de allerhoogste snelheid vormen de hoogste de belasting voor de sluiter, onder meer doordat de temperatuur dan sterk stijgt. In gevallen waarin de camera altijd met de maximale snelheid gebruikt wordt, verslijt je de camera dus om twee redenen veel sneller, want je maak én extreem veel opnamen én de sluiter slijt harder. Toch gaat een sluiter maar zelden vóór het aangegeven aantal opnames stuk.
Een amateur maakt vrijwel nooit de 100.000 opnamen waarvoor een instapreflex getest is, maar een professioneel huwelijksfotograaf die veel continuopnamen maakt, kan in nauwelijks meer dan een jaar boven de 400.000 opnamen uitkomen. Sommige huwelijksfotografen maken met één camera namelijk 2000 foto’s bij een huwelijksreportage. Bij gemiddeld drie reportages per week, levert dat in één jaar een totaal van 312.000 opnamen op. Het maken van extreem veel continu-opnamen is dus niet alleen een teken van een slecht gevoel voor ‘the decisive moment’ maar ook een vrij dure gewoonte. Ook publieksfotografen halen vaak astronomische aantallen, alhoewel het in die gevallen vaak economischer om regelmatig een nieuwe goedkopere reflex te kopen. Ook wanneer een sluiter niet kapotgaat, is het maken van extreem veel opnamen een dure grap: de verkoopwaarde van de camera daalt snel nadat een kwart van de gegarandeerde levensduur van de sluiter bereikt is. Overigens is het goed mogelijk om de sluiter te laten vernieuwen.
De precisie van de sluiters is de laatste decennia enorm gestegen. Wanneer een camera belichtingsafwijkingen veroorzaakt, ligt dat dan ook zelden of nooit aan de sluiter, maar eerder aan het diafragma – als we even afzien van fouten bij de belichtingsmeting.
Hoe werkt een sluiter eigenlijk?
Theoretisch zou je bij een digitale camera de sensor als sluiter kunnen gebruiken. Het nadeel van deze methode is dat daarna de sluiter weer ‘op nul’ gezet moet worden. Naarmate een sensor meer pixels heeft, gaat dat slechter met als gevolg dat wat meer ruis ontstaat in de donkere partijen. Ook kan er bij camera met meer megapixels onregelmatige belichting optreden in andere delen van het beeld. Smartphones werken nog steeds met een elektronische sluiter net als veel compactcamera’s.
Veel camera’s hebben in ieder geval (ook) een mechanische sluiter. Dat kan een spleetsluiter of een centraalsluiter zijn. Bij bijna alle camera’s met verwisselbare objectieven is het een spleetsluiter.
Truc
Een spleetsluiter is in feite een sluiter die een truc gebruikt om een heel korte sluitertijd te bereiken. Bij sluitertijden tot de maximale flitssynchronisatietijd, gaat de sluiter echt helemaal open gedurende de belichtingstijd.
Vanaf 1/250 s (vaak is het ook 1/200 s of nog langer) verkort de camera de sluitertijd door de sluiter maar gedeeltelijk te openen: er ontstaat een spleet die over de sensor beweegt. De naam spleetsluiter verwijst daar ook naar. Door de sensor via een spleet te belichten, valt er minder licht op de sensor. Maar de belichtingstijd wordt ook echt korter: tussen het moment dat het begin en het einde van de spleet voorbijkomt, verloopt ook steeds minder tijd.
Bij 1/500 s gaat de sluiter maar ongeveer half open, bij 1/1000s een kwart, bij 1/2000 s 1/8, bij /4000 1/16 en bij 1/8000 1/32 deel. Hoe kleiner de spleet, hoe groter de eisen die aan de mechanische precisie worden gesteld, vandaar dat camera’s met een kortere maximale sluitertijd duurder zijn.
De eerste spleetsluiters waren van doek en liepen van links naar rechts. Het voordeel daarvan was, dat ze erg stil waren. Bij de meetzoekercamera’s uit die tijd ontstond er echter regelmatig gaten in de sluiter. Dat kwam doordat fotografen nogal eens op een terras in de zon gingen zitten en daarbij de camera op zijn achterkant op tafel legden. Een objectief dat op oneindig stond, werkte dan als een brandglas en brandde een mooi gaatje in het doek van de sluiter. Op veel foto’s was dan een licht lijntje te zien die ontstond bij het transporteren van de film.
Afremmen
Moderne spleetsluiters lopen van boven naar beneden en zijn van metaal. Ze hebben meerdere bladen, ook wel gordijnen genoemd. Door de toepassing van moderne materalen als carbonvezel en titanium en het gebruiken van ultradunne sluitergordijnen is die slijtage tegenwoordig minimaal.
Ook de precisie van de sluiters is zeer hoog geworden. De sluiters zijn een combinatie van zeer precieze mechaniek en elektronica. De sluiter moet niet alleen zeer snel bewegen, hij moet ook weer heel snel kunne afremmen, anders schieten de gordijnen na de eigenlijke opname weer door en gaan ze weer even open. Daartoe worden onder meer contragewichtjes gebruikt, die als bijkomend voordeel de trilling en het geluid beperken.
Sommige camera’s voor in de studio, hebben speciale objectieven met centraalsluiters. Dat zijn sluiters die lijken op een diafragma. Ze zitten midden in het objectief en bestaan uit bladen die vanaf de rand van het objectief in elkaar gevouwen worden. Het voordeel daarvan is dat er bij vrij korte sluitertijden geflitst kan worden.
De dagen van de mechanische
De dagen van de mechanische sluiter zijn geteld, ik denk nog een jaartje of 10 en dan zit er geen mechanische sluiter meer in een camera. Zowel Sony als Panasonic zijn al flink op weg om een volledig electronische sluiter te realiseren, een zgn. global shutter. Zijn we ook af van dat vervelende "rolling shutter" effect.
Overigens hebben veel camera's nu al de mogelijkheid voor een Electronic First Curtain Shutter: het eerste sluitergordijn wordt electronisch gedaan.